Blok knipt zijn ministerie V&J liever niet op
Stef Blok van Veiligheid en Justitie toont zich een tevreden minister. In een interview op de website van zijn ministerie is hij content over de uitkomst van de begrotingsonderhandelingen en vindt hij dat we trots mogen zijn op de Nederlandse rechtsstaat.
Over de begroting over 2018 zegt hij: “Ik denk dat veel andere ministeries toch met enige ‘jaloezie’ naar ons kijken. We hebben te maken met een demissionair kabinet, het is een beleidsarme begroting, maar toch zijn we er in geslaagd om er extra geld bij te krijgen. Voor de aanpak van cybercriminaliteit, voor terrorismebestrijding en voor grensbewaking.”
Minister Blok is nu acht maanden in functie, waarvan zes in een demissionair kabinet. “De aanleiding voormijn benoeming was natuurlijk niet prettig”, zegt hij. “Ik heb Ard van der Steur met pijn in mijn hart zien vertrekken. Maar toen het nu eenmaal zo was, zag ik ook de positieve kanten in.” Bij zijn vorige departement, Wonen en Rijksdienst, was de spanning er een beetje vanaf, laat hij weten. “Bij VenJ was nog volop te doen.”
Als niet-jurist – Blok is van huis uit bedrijfskundige – zag hij V&J als een soort ‘snoepwinkel’. Hij begon met het opvragen van internationaal vergelijkende onderzoeken en constateerde dat de rechtsstaat en afzonderlijke organisaties als de politie prima functioneren.
Wel waarschuwt hij ervoor dat een eenzijdige juridische kijk – ook van de medewerkers op V&J – het risico draagt dat er te weinig op andere zaken wordt gelet: hoe zijn de relaties met andere ministeries, met andere partijen in de keten, met de samenleving. “En daar komt tegenwoordig nog een cruciale vraag bij: is het ook te automatiseren? Kun je datgene wat je zo zorgvuldig in wetsteksten hebt geformuleerd ook goed omzetten in programmeertaal? Of heb je het zó ingewikkeld gemaakt en zoveel mitsen en maren ingebouwd dat dat onmogelijk is?”
Ook vindt Blok dat een minister te veel op zijn bordje krijgt. “Operationele dingen, tal van individuele benoemingen… Moet dat nou allemaal aan de minister worden voorgelegd? Dat is niet meer van deze tijd.” Hij pleit ervoor dat ‘heel kritisch’ wordt gekeken naar dat takenpakket zodat verantwoordelijkheden op de juiste plaats in de organisatie komen te liggen. “Zodanig dat de minister z’n hoofd én tijd kan vrijmaken voor zaken die echt des ministers zijn: beleid in gang zetten, wetten door het parlement leiden, goede contacten onderhouden met Kamerleden, werkbezoeken afleggen, incidenten managen, de media bedienen.” Dan pas kan een departement van deze omvang goed worden bestuurd. “Ik zou het namelijk jammer vinden als VenJ weer zou worden opgeknipt. Dat maakt samenwerking in de strafrechtketen alleen maar gecompliceerder.”
Bron: Mr. Online